Airsoft regels NABV (Nederland)

Wetgeving

Per 1 januari 2013 is er nieuwe wetgeving rondom airsoft van kracht in Nederland. Hieronder vind je een deel van de Wet Wapens en Munitie die van toepassing is voor airsoftbeoefenaars. Deze tekst is bijgewerkt volgens de Circulaire Wapens en Munitie 2014 welke per 1 juli 2014 van kracht is.

 

Wet Wapens en Munitie

Paragraaf 1, Artikel 4, lid 1 sub e;
Onze Minister kan van bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften of verboden vrijstelling of, op daartoe strekkend verzoek, ontheffing verlenen voor daarbij te omschrijven wapens of munitie, behorend tot een van de volgende groepen:
e. toestellen en voorwerpen voor beroeps-, hulpverlenings-, trainings- en sportdoeleinden;

Regeling Wapens en Munitie

Paragraaf 1, Artikel 1, lid 1 sub h en i

Begripsbepalingen
Artikel 1

  1. In deze regeling wordt verstaan onder:

h. airsoftapparaat: lucht-, gas-, of veerdrukwapen met een maximum schotkracht van 3,5 joules, welk wapen voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis toont met vuurwapens;

i. airsoftvereniging: de vereniging die blijkens de in een notariële akte opgenomen statuten tot doel heeft haar leden de gelegenheid te bieden de airsoftsport te beoefenen.

Paragraaf 6, artikel 8a, lid 1

Een erkenninghouder die een vuurwapen van de categorie II of III, munitie of airsoftapparaten vervaardigt, transformeert of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselt, verhuurt of anderszins ter beschikking stelt, herstelt beproeft of verhandelt, stelt geen personen te werk die belast zullen worden met werkzaamheden dan nadat ten aanzien van deze personen een gunstig luidende verklaring omtrent het gedrag is verkregen.

Paragraaf 8, artikel 12, lid 10

De erkenninghouder of de in het bewijs van erkenning genoemde beheerder die handelt in lucht-, gas-, of veerdrukwapens van categorie IV, airsoftapparaat, patroonhouders of -magazijnen bedoeld in artikel 18, onder g, van deze regeling, stroomstootwapens bedoeld in artikel 21, van deze regeling, of in noodsignaalmiddelen en bijbehorende munitie bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, van deze regeling houdt ten aanzien van de verkoop van die lucht-, gas-, of veerdrukwapens, airsoftapparaten, patroonhouders of -magazijnen, stroomstootwapens of noodsignaalmiddelen een register waarin kolomsgewijs en achtereenvolgens wordt aangetekend: de datum van overdracht, het aantal, het fabrikaat en type van de overgedragen voorwerpen, de naam en het adres van degene aan wie wordt overgedragen, alsmede het soort en nummer van diens legitimatiebewijs. De in dit register opgenomen gegevens blijven tenminste gedurende zeven jaren bewaard.

Paragraaf 9a Vrijstelling voor Airsoftapparaten

Artikel 17a

  1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en door middel van een bewijs van lidmaatschap kunnen aantonen lid te zijn van een door de Minister erkende airsoftvereniging.
  2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt voor het vervoeren slechts langs de weg en het tijdsbestek welke redelijkerwijs voor het vervoer zijn geboden voor:

a. het vervoeren tussen de woning en de schietvereniging;

b. het vervoeren tussen de woning en door de airsoftvereniging, bedoeld in het eerste lid, aangewezen bijeenkomsten en beurzen in het kader van de airsoftsport of voor de airsoftsport te gebruiken wedstrijdterreinen;

c. het vervoeren tussen de woning en de erkende wapenhandelaar;

d. het vervoeren van en naar de landsgrens teneinde een airsoftapparaat te doen binnenkomen of uitgaan.

Artikel 17b

  1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en door middel van:

a. een bewijs van voorlopig lidmaatschap kunnen aantonen aspirant-lid te zijn van de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, of

b. een bewijs kunnen aantonen door de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, als introducé te zijn aangewezen.

  1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt aan een persoon als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, vrijstelling verleend voor het overdragen van airsoftapparaten aan personen als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, en wordt aan laatstbedoelde personen vrijstelling verleend voor het overdragen van airsoftapparaten aan personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid.

Artikel 17c

  1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het dragen van airsoftapparaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbare weg.
  2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts:

a. voor personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid;

b. voor personen als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, onder a en b, indien en zolang zij tezamen met een persoon als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, de airsoftsport beoefenen;

c. voor de beoefening van door de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, georganiseerde airsoftsport ten behoeve waarvan voorafgaande schriftelijke toestemming van de korpschef is verleend, welke toestemming in ieder geval wordt onthouden of ingetrokken indien geen redelijke maatregelen ter voorkoming van bedreiging en afdreiging door de airsoftapparaten zijn getroffen, dan wel indien misbruik is te vrezen;

d. gedurende de tijden waarop het sportevenement plaatsvindt;

e. op het terrein van het evenement in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar de airsoftsport daadwerkelijk wordt beoefend.

Artikel 17d

  1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan erkenninghouders en personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, voor het doen binnenkomen of doen uitgaan van airsoftapparaten die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend.
  2. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan erkenninghouders voor het vervaardigen, transformeren, voor derden herstellen, overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten.

Artikel 17e

  1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan in het buitenland wonende personen, voor het doen binnenkomen of uitgaan van airsoftapparaten.
  2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts:

a. voor personen die blijkens een schriftelijke uitnodiging of verklaring van de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, gedurende een daarin vermeld tijdvak in Nederland de airsoftsport gaan beoefenen of hebben beoefend en die in het land van herkomst bevoegd zijn de meegebrachte airsoftapparaten voorhanden te hebben;

b. vanaf de tweede dag voor, tot en met de tweede dag na het in onderdeel a bedoelde tijdvak.

Artikel 17f

  1. Van het verbod van artikel 13, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan personen die in de uitoefening van een beroep of bedrijf zaken vervoeren.
  2. De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts:

a. voor zover het vervoer plaats vindt in opdracht van degene die bevoegd is het airsoftapparaat voorhanden te hebben en te vervoeren;

b. indien de ontvanger bevoegd is het airsoftapparaat voorhanden te hebben; en

c. voor zover uit tijdens het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de in het eerste lid, alsmede aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 17g

  1. Van het verbod van artikel 13, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan personen in dienst van erkenninghouders.
  2. De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts indien:

a. het airsoftapparaten betreft waarop de erkenning betrekking heeft;

b. het vervoer plaatsvindt in opdracht van de erkenninghouder, dan wel de beheerder in het bedrijf waaraan de erkenning is verleend;

c. het vervoer noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de handelingen waarop de erkenning betrekking heeft;

d. de erkenninghouder, onderscheidenlijk de beheerder bevoegd is de airsoftapparaten te vervoeren; en

e. uit tijdens het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de in het eerste lid, alsmede aan de in dit lid onder a tot en met d genoemde voorwaarden is voldaan.

Circulaire Wapens en Munitie 2013

Naast voornoemde aanpassingen, bevat deze CWM nieuwe bepalingen ten aanzien van de regulering van de airsoftsport. In zijn brief aan de Tweede Kamer van 25 januari 2012 (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2011–2012, 33033 nr. 6) heeft de Staatssecretaris aangekondigd een regeling te scheppen voor het gebruik van airsoftapparaten. Een en ander vindt zijn uitwerking in de Regeling Wapens en Munitie (RWM), die op dit punt eveneens wordt aangepast. De in deze Circulaire opgenomen bepalingen ten aanzien van airsoftapparaten, vormen een uitwerking van hetgeen in de RWM op dit punt is opgenomen.

Algemeen Deel, Punt 1, lid 1.3 sub 1.3.2 Vrijstellingen

· vrijstelling airsoftapparaten voor gebruik in sportverenigingsverband (artikel 17a tot en met g RWM);

sub 1.4.3 Wapens van Categorie I

Artikel 13, eerste lid, van de WWM, verbiedt het vervaardigen, transformeren, voor derden herstellen, overdragen, voorhanden hebben, dragen, vervoeren, doen binnenkomen of doen uitgaan van wapens van categorie I.

De wet maakt, in artikel 3a, eerste lid, WWM, een uitzondering op dit verbod, namelijk voor de krijgsmacht en voor personen die daarvan deel uitmaken of daarvoor werkzaam zijn. Die uitzonderingsbepaling ziet echter niet op derden – bijvoorbeeld wapenhandelaren – die de in artikel 13, eerste lid, genoemde handelingen verrichten met wapens van categorie I met het oog op gebruik door de krijgsmacht.

Om aan deze behoefte tegemoet te kunnen komen wordt de Minister van Veiligheid en Justitie in het tweede lid van artikel 13 de mogelijkheid gegeven om, onverminderd het bepaalde in artikel 9 WWM, bij wijze van uitzondering ontheffing te verlenen van een of meer verboden genoemd in het eerste lid van artikel 13, met het oog op gebruik door de krijgsmacht. Zodoende kan – bijvoorbeeld – ontheffing worden verleend aan een wapenhandelaar om wapens van categorie I te doen binnenkomen teneinde deze over te dragen aan de krijgsmacht.

Voorts wordt op basis van artikel 4, eerste lid, onder e, WWM een uitzondering voor airsoftapparaten gecreëerd, op het algemene verbod dat voor Categorie I wapens geldt. Zie in dit kader ook onderdeel B2.9. van deze Circulaire.

Behoudens deze bijzondere situaties is het door derden verrichten van erkenningplichtige handelingen met betrekking tot wapens van categorie I niet toegestaan. Naast de – door de Minister van Veiligheid en Justitie te verlenen – ontheffing is ook een erkenning van de korpschef nodig.

Bijzonder Deel, Punt 2, lid 2.1 Algemeen

Dit hoofdstuk bevat bijzondere regels voor sportschutters, schietvereniging,schietcentra en de airsoftsport. Deze regels hebben onder meer betrekking op het gebruik van verenigingswapens (zie B 2.2), het exploiteren van een schietcentrum (zie B 2.3) en het bezit en gebruik van privé-wapens (zie B 2.4). In onderdeel B 2.5 is een toelichting opgenomen ten aanzien van onderdelen, hulpstukken en munitie. Ten aanzien van de verschillende takken van schietsport alsmede voor verboden/ongewenste wapens bevatten de onderdelen B 2.6 respectievelijk B 2.7 nadere regels. In onderdeel 2.8 is tenslotte een
tweetal overgangsregelingen opgenomen met betrekking tot voor de schietsport ongewenste wapens en met betrekking tot het lidmaatschap van de KNSA.

Onderdeel B 2.9 heeft louter betrekking op airsoftapparaten, zoals gedefinieerd in artikel 1, onder h, van de RWM.

2.9 Airsoftsport

Airsoftapparaten zijn wapens die vallen onder categorie I, onderdeel 7, van de WWM (‘voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen lijken, dat voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn’). Dergelijke wapens zijn in principe verboden. Met de wijziging van de Wet wapens en munitie per 1 mei 2012 is het op grond van artikel 4, eerste lid,van de wet mogelijk geworden om vrijstelling te geven dan wel ontheffing te verlenen voor wapens (en munitie) indien zij aangewend worden voor (onder andere) sportdoeleinden. Er is voor gekozen om airsoftapparaten vrij te stellen voor leden van door de Minister van Veiligheid en Justitie erkende verenigingen die zich toeleggen op de uitoefening van de airsoftsport. Ook aspirant-leden en introducés van leden bedoelde verenigingen worden vrijgesteld van enkele in de WWM genoemde verboden handelingen. De vrijstelling geldt niet voor airsoftapparaten in de vorm van onder meer explosieven en soortgelijkeandere verschijningsvormen.

Airsoftapparaten zijn veer-, gas- of luchtdrukwapens met een maximum schotkracht van 3.5 joules. Airsoftapparaten onderscheiden zich in die zin van veelal krachtiger categorie I, sub 7 en categorie IV veer-, gas- of luchtdrukwapens. Om te bepalen of sprake is van een airsoft apparaat zal echter primair gekeken moeten worden naar het voorkomen van het voorwerp: gelijkt het op een vuurwapen dat voor
afschrikking geschikt is en beschikt het apparaat over een mechanisme (gas-, veer- of luchtdruk) waarmee projectielen (de ‘munitie’) kan worden uitgestoten Ook kan de bezitter van het voorwerp gevraagd worden naar zijn/haar bewijs van lidmaatschap (voorlopige lidmaatschapskaart voor aspirant-leden en een introducé-bewijs voor introducés) van een door de Minister erkende airsoftsportvereniging. Indien deze getoond kan worden, is dat een extra aanwijzing dat het een airsoft apparaat betreft. Pas in laatste instantie, als onduidelijkheid blijft bestaan over de aard van het voorwerp, zal onderzoek
moeten worden gedaan naar de schotkracht van het voorwerp.

Projectielen, verschoten met een lucht- gas- of veerdrukwapen vormen geen munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. Airsoftapparaten maken derhalve geen gebruik van munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. Omtrent de ‘munitie’ van airsoftapparaten worden dan ook geen (aanvullende) regels gesteld.

2.9.1 Regels ten aanzien van de airsoftsportvereniging

Onder een airsoftsportvereniging wordt verstaan: de vereniging die blijkens de in een notariële akte opgenomen statuten tot doel heeft haar leden in de gelegenheid te stellen om sportactiviteiten met behulp van een of meer airsoftapparaten te beoefenen (artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h en i, RWM). Alleen leden van de op grond van artikel 17a, eerste lid, RWM aangewezen vereniging(en) komen in aanmerking voor de in dit lid genoemde vrijstelling.

Een vereniging kan door het Ministerie van Veiligheid en Justitie aangewezen worden indien voldaan is aan de volgende, niet limitatieve, randvoorwaarden:

· 1. Er moet sprake zijn van een redelijk belang tot het erkennen van een vereniging. Het redelijk belang kan er uit bestaan dat de aan te wijzen vereniging de enige is die zich toelegt op de airsoftsport of een specifiek aspect van de airsoftsport.

· 2. Van belang is dat de vereniging en haar bestuur betrouwbaar zijn. De vereniging moet zich ook ten doel stellen om de betrouwbaarheid van airsoftsportbeoefenaren te bevorderen. Uit bijvoorbeeld statuten of huisregels van de vereniging moet blijken dat bestuursleden en leden getoetst worden aan dit criterium. Naast de verplichting voor bezitters van airsoftapparaten tot het overleggen van een VOG (zie hieronder), kan gedacht worden aan het instellen van een ballotagecommissie en de beëindiging van het lidmaatschap bij gebleken twijfel aan betrouwbaarheid. Afhankelijk van de situatie kunnen meer
eisen van dergelijke strekking worden gesteld, alvorens een vereniging in aanmerking komt voor een aanwijzing door de Minister. Teneinde deze afspraken vast te leggen, kan er bijvoorbeeld voor gekozen worden met de vereniging een convenant te sluiten.

· 3. De verenigingsstatuten bevatten in ieder geval de volgende bepalingen:

o a) een bepaling die de term airsoftsport omschrijft;

o b) een bepaling die de minimumleeftijd voor bestuursleden (aspirant)leden en introducés op ten minste 18 jaar stelt;

o c) een bepaling die bepaalt dat ten aanzien van het bestuurslid en (aspirant)lid geen ‘vrees voor misbruik’ mag bestaan (zie B 1.);

o d) een bepaling die stelt dat bestuursleden en aspirant-leden een verklaring omtrent gedrag overleggen;

o e) een bepaling voor introducés die ten minste stelt dat bedoelde personen maximaal zes keer per jaar als introducé aan evenementen mogen deelnemen en verder bepaalt dat de introducé steeds in het gezelschap is van een volwaardig lid.

o f) een bepaling die leden verplicht de vereniging eenmaal per jaar een stuk te overleggen waaruit blijkt welke activiteiten het lid in het voorgaande jaar heeft ontplooid met betrekking tot de airsoftsport. In de bepaling wordt voorts opgenomen dat op basis van bedoeld stuk het bestuur van de vereniging beoordeelt of het lid nog steeds kan worden beschouwd als een actief en serieus airsoftsportbeoefenaar;

o g) een bepaling die eisen ten aanzien van de leden stelt voor plaatsen waar airsoftapparaten zowel bij het lid thuis, als ook elders opgeborgen dienen te worden. Uitgangspunt van de bepaling is dat de bergplaats(en) voor airsoftapparaten voldoende garanties biedt/bieden om te voorkomen dat airsoftapparaten, behoudens in huis uit (inpandig) te voeren test-, (oefen-) en onderhoudsmomenten, terstond voor bedreiging en afdreiging aangewend kunnen worden;

· 4. De vereniging dient haar leden de faciliteiten te bieden om de airsoftsport serieus te beoefenen. Hiertoe kan de vereniging wedstrijden/evenementen en overige relevante bijeenkomsten te organiseren.

· 5. De vereniging is verantwoordelijk voor het afgeven van introducé-bewijzen, waaruit blijkt dat bedoelde persoon conform de reglementen van de vereniging, erkend wordt als introducé. Voorts dient de vereniging een introducéregister bij te houden dat ten minste drie jaar bewaard wordt.

· 6. De vereniging moet representatief zijn voor haar leden en dient zich in de openbaarheid te presenteren als belangenvereniging. Bij het oordeel over de vraag hoe representatief een verenging is, kunnen verschillende aspecten een rol spelen. Hierbij kan worden gedacht aan het aantal leden van de vereniging, de exclusiviteit en specialiteit van een vereniging, de aanwezige gebundelde kennis in een vereniging, de manier waarop de belangen van de achterban worden aangekaart in de politiek en bij de beleidsmakers, de wijze waarop de belangen van de vereniging worden behartigd, enzovoorts.

Indien de situatie ontstaat waarin een nieuwe vereniging aangewezen zou kunnen worden, wordt aan de hand van de WWM, RWM en deze beleidsregels beoordeeld of het een vereniging betreft die voor aanwijzing in aanmerking komt. Aan de hand van deze beoordeling en nader te maken afspraken met de aan te wijzen vereniging (bijvoorbeeld door middel van een convenant), kan uiteindelijk tot erkenning
van de vereniging worden overgegaan.

De vereniging kan de status van aangewezen vereniging verliezen als ze aantoonbaar handelt in strijd met onder meer het convenant, de voorwaarden waaronder de aanwijzing heeft plaatsgevonden, of indien er zich in een situatie als omschreven artikel 7, tweede lid, van de WWM voordoet. Ook kan de vereniging de status van aangewezen vereniging verliezen indien de vereniging ophoudt te bestaan,dan wel in een andere rechtspersoon overvloeit of gedurende een tijdsbestek van meer dan een jaar geen leden met een verlof of een ontheffing meer heeft.

2.9.2 Regels voor niet-ingezetenen van Nederland

Gebleken is dat de airsoftsport veelal in internationaal verband beoefend wordt. Het is dan ook noodzakelijk om enkele regels te stellen ten aanzien van het voorhanden hebben en houden van airsoftapparaten door niet-ingezetenen van Nederland, die aan een door een airsoftvereniging georganiseerde activiteit deel te nemen. De in artikel 17e van de RWM omschreven vrijstelling geldt voor niet-ingezetenen van Nederland die aan een dergelijke activiteit deelnemen.

2.9.3 Regels voor de handel in airsoftapparaten

De handel in airsoftapparaten is voorbehouden aan erkenninghouders. Zie hiervoor de artikelen 8a en 10, sub d,van de RWM. Zie verder 1.4.3 van deze circulaire alsook de relevante artikelen uit de WWM en RWM.

2.9.4 Overige regels

Airsoftapparaten:

· 1. mogen tussen woning en en een door een erkende airsoftvereniging georganiseerd(e) bijeenkomst/evenement/wedstrijd, de erkende wapenhandelaar of de schietvereniging langs de weg en het tijdsbestek vervoerd worden welke redelijkerwijs voor het vervoer geboden zijn;

· 2. dienen tijdens het vervoer op een zodanig deugdelijke wijze te zijn verpakt dat zij niet terstond voor bedreiging of afdreiging aangewend kunnen worden;

· 3. worden voorhanden gehouden op het adres van het lid van de erkende airsoftvereniging die de eigenaar is van het airsoft apparaat;

· 4. worden uitsluitend gedragen op plaatsen waar de door de een door een erkende airsoftvereniging georganiseerd(e) wedstrijd/evenement/bijeenkomsten plaatsvindt;

· 5. mogen niet voorhanden worden gehouden/gebruikt bij film- of theaterproducties;

Het dragen van airsoftapparaten op voor het publiek toegankelijk plaatsen, is slechts toegestaan indien de verantwoordelijke korpschef schriftelijk toestemming heeft verleend aan betreffende vereniging om de wedstrijd/het evenement/de bijeenkomst te houden, met uitzondering van de openbare weg.

2.9.5 Richtlijnen voor handhavers

Airsoftsport wordt meestal in de openbare ruimte (publiek toegankelijke plaatsen) beoefend. Om dat te kunnen doen is voorafgaande schriftelijke toestemming van de korpschef benodigd (artikel 17c, tweede lid, onder b, RWM). Die toestemming wordt in ieder geval onthouden of ingetrokken indien er geen redelijke maatregelen ter voorkoming van bedreiging en afdreiging door de airsoftapparaten zijn
getroffen, dan wel indien misbruik is te vrezen. Het is dus mogelijk dat er zich andere situaties kunnen voordoen die voor de korpschef aanleiding kunnen vormen om toestemming te onthouden of weer in te trekken. Deze moeten echter wel verband houden met de veiligheid of het veiligheidsgevoel van personen die zich in de nabijheid van het georganiseerde evenement bevinden.

Als door omwonenden bezwaar wordt gemaakt tegen een (te organiseren) evenement, is dit een indicatie om te bepalen of het veiligheidsgevoel in het geding is. In het uiterste geval is als concrete situatie te denken aan een evenement dat op 4 mei (Dodenherdenking) zou moeten plaatsvinden in de nabijheid van een herdenkingsplaats. Het kan zijn dat omwonenden op een deze specifieke dag in het jaar niet geconfronteerd willen worden met (gesimuleerde) gevechtshandelingen en bezwaar tegen een dergelijk voornemen maken.

In de RWM wordt in artikel 17, lid 2, onder b bepaald dat het vervoeren van airsoftapparaten onder meer is toegestaan als er sprake is van vervoer van en naar door de airsoftvereniging aangewezen bijeenkomsten en beurzen in het kader van de airsoftsport of voor de airsoftsport te gebruiken wedstrijdterreinen. Een bijeenkomst kan als zodanig worden aangemerkt, indien er een verwijzing naar de bijeenkomst op de website van de erkende airsoftvereniging staat. Hetzelfde geldt voor bijeenkomsten in de openbare ruimte, waarvoor in artikel 17c, lid 2 onder c bepaald is dat deze door de erkende airsoftvereniging georganiseerd zijn. Ook deze dienen op de website van de airsoftvereniging als zodanig vermeld te worden. In het geval een handhaver iemand staande houdt voor het vervoeren van een airsoftapparaat, kan de handhaver verifiëren of het door de aangehouden persoon genoemde evenement inderdaad op de website van de erkende vereniging vermeld wordt als aangewezen dan wel door de erkende airsoftvereniging georganiseerde bijeenkomst of beurs in het kader van de airsoftsport. Daarnaast moet uiteraard vastgesteld worden of de persoon in kwestie ook anderszins bevoegd is tot het vervoeren van een airsoft apparaat (lidmaatschap van een erkende airsoftvereniging).

Bron: NABV.NL